14 Juni Bourne, Cape Cod

14 juni 2009 - Bourne, Massachusetts, Verenigde Staten

 

Zondag, 14 juni, Newport – Cape Cod

Na een heerlijk, uitgebreid Amerikaans ontbijt, wel aangepast aan onze hoeveel heden en een bijzonder hartelijk afscheid van Jeanne en Don in Rehobooth, vertrokken we naar Plymouth.

Het regende, maar was absoluut niet koud. Het is hier voor deze tijd van het jaar eigenlijk te koel en te nat, net Nederland. De natuur loopt daar door ook op alle fronten achter, wat dat betreft boffen we dan weer een beetje, want er staan heel erg veel planten in bloei.

In Plymouth gingen we eerst naar het bezoekerscentrum, waar een super enthousiaste leraar uitlegde wat er allemaal te zien was, te veel voor één dag.

Het was intussen droog geworden en als eerste gingen we aan boord van de Mayflower (ll).

Het was een replica van het zeilschip waarmee de Pelgrim fathers in december 1620 vanuit Plymouth (Engeland) naar Amerika zijn gevaren. Het schip was eigenlijk een kleine boot waarmee op de Noordzee werd gevaren, maar was voor deze missie ingehuurd.

Op het schip waren verschillende zeelui, die in kleding van die tijd, tekst en uileg gaven over het leven aan boord van dit schip.

Er gingen 102 passagiers mee, die allemaal bij elkaar in het ruim moesten verblijven. Als het zo uitkwam, mochten ze af en toe in kleinere groepen het eerste dek op om te kunnen luchten.

Op de andere dekken en in de hut van kapitein of stuurman mochten ze niet komen, ze hadden geen ervaring met zeilen en zouden maar in de weg lopen. Er was een engelse zeeman die bijzonder smeuïg kon vertellen. De zeereis duurde 66 dagen en op 26 december 1620 konden ze eindelijk voet aan wal zetten. Omdat het winter was, kon men het de passagiers niet aandoen in het koude water te stappen, dus was er een grote kei die als afstapje werd gebruikt. Deze kei, met het jaartal 1620 erin gebeiteld, ligt (als je het mag geloven) onder een gigantisch afdak op een stukje strand aan de boulevard. Alle amerikanen vinden dit natuurlijk very exciting!

We gingen lunchen bij een restaurant wat aanbevolen werd in de reisgids, vanwege de zondag viel het nog niet zo mee om een parkeerplaats te vinden, maar dat bleek te kunnen aan de achterkant van het restaurant, daar was ook een ingang en een jongen die de auto overnam en voor ‘em ons weg zou zetten. We kregen een kaartje mee en konden de auto met sleutels achter laten. Voor het restaurant moesten we één trap op, binnen bleken er verschillende podia te zijn met tafeltjes en een lange glazen wand, zodat vrijwel iedereen uitzicht had op de boulevard en de haven met de zee erachter. Het zag er allemaal heel chique uit, maar de prijzen vielen mee. Na het eten werd de auto weer netjes voor gereden, dus de fooi was weer verdiend (daar ging het om natuurlijk).

We hadden een combinatie toegangskaart gekocht en gingen nu naar Plimouth Plantation (hier wordt Plimouth met een i geschreven om het verschil met het engelse Plymouth aan te geven). Het was een soort openlucht museum, met als eerste een aantal nagebouwde woningen van de Wampanoag (indianen), de oorspronkelijke bewoners van dit gebied. Er waren ook oorspronkelijke bewoners aanwezig om uitleg te geven. In de brochure en bij de borden bij de ingang werd de bezoekers gevraagd om de oorspronkelijke bewoners niet als indianen te benoemen, of kreten te roepen als squaw, chief, enz. Er zijn uiteraard heel veel verschillende indianen stammen geweest en ze droegen bijvoorbeeld niet allemaal veren en woonden ook niet allemaal in wigwams. De Wampanoag in ieder geval niet. In de reservaten geven te bepaalde tradities nog steeds aan elkaar door. Verder mag je vragen wat je wilt over hun geschiedenis en cultuur, zij zullen antwoorden met de kennis van deze tijd.

De eerste oorspronkelijke bewoner die we ontmoeten, die later Big Bob bleek te heten en wat ook duidelijk paste bij zijn postuur, zat in een scootmobiel. Zijn gezicht had zwarte strepen en zijn haar was gevlochten en bovenop zijn hoofd had hij een soort hanekam.

Hij legde e.e.a. uit over de verschillende woningen, de groente tuin, de Wampanoag waren geen nomaden, ze waren ook vissers. Zelf kwam hij oorspronkelijk uit Canada, tegen de grens van de VS. Hij wilde weten waar wij vandaan kwamen (!), waar uit Nederland, Waar in het zuiden, bij welke stad in het zuiden>>>>> Bleek zijn vader in de oorlog meegevochten te hebben met de bevrijding van Eindhoven, samen met een paar ooms. Door het Canadese leger waren ze vanwege hun afkomst geweigerd, maar de USA-army wilde ze wel hebben. Ook bij de slag om Arnhem waren ze betrokken geweest. Later is bij één of andere herdenking in Einhoven aandacht geweest voor deze soldaten in een bepaald cafe, Big Bob intussen hele-maal emotioneel, want zijn vader was in 1968 overleden. Hij wil zo graag weten welk cafe het was, want de cafehouder heeft blijkbaar tijdens die herdenking en het terug zien van die bevrijders  van de weeromstuit het cafe voor buitenstaanders gesloten. Walter heeft hem zijn kaartje gegeven, zodat hij hopelijk meer gegevens kan geven, het bataljonnummer e.d. is bekend. Misschien komen we er nog eens achter met een oproepje via de krant.

Tja, zo ervaar je nog eens wat. Ik mocht ook nog een foto maken van zijn bijzondere kapsel, met de authentieke haartooi, o.a. gemaakt van stekelvarken haar, door zijn grootvader.

Als je hem zo ziet, wil je hem in het donker niet tegen komen, maar het is toch een schatje en door de polio kan hij niet lopen.

Na de nederzetting van de Wampanoag, kwamen we in het dorp wat de Pelgrim fathers gesticht hebben, we zijn hier in het jaar 1627, dus enkele jaren na aankomst van de Mayflower. De bewoners die we hier tegen kwamen, bleven constant in hun rol van die tijd.

Het waren amerikanen die dit speelden, maar allemaal met echt engels accent. Ongelooflijk.

De Pelgrim fathers waren een afsplitsing van de engelse kerk, maar werden niet erkend, ze zijn toen in eerste instantie naar Holland uitgeweken, hebben 12 jaar in Leiden gebivakkeerd, maar werden daar als tweede rangs burgers behandeld en hebben toen het plan opgevat om naar de nieuwe wereld te vertrekken. Zij zouden voor Engeland daar de eerste kolonie opzetten. De huizen mochten we in en we konden de bewoners alles vragen, er was er één bij die geweldig in z’n rol opging. Hij bleek veel te weten van onze geschiedenis en sprak ook wat Nederlands (‘geleerd’ in Leiden).

Het park sloot om 17.00 uur, wij waren net klaar bij de demonstratie pottenbakken, houtbewerking, naaldwerk.

Het was maar 20 minuten rijden naar onze volgende B&B, bij Rita en Tom in Bourne.

We zijn op hun advies wezen eten bij een visrestaurant, niet zo groot met een zelfde formule als Simonis in Scheveningen, nog minder chique, maar heerlijk.    

 

Foto’s